Inmiddels zijn we er een half dozijn keer geweest. De eerste keer was het de leukste en gedenkwaardigste. Maar je moet wel eerst een beetje aan het land en de bevolking wennen. Wij waren er drie weken tegen het einde van augustus. Het was nog net lekker weer zonder die verschrikkelijke drukkende hitte. Het aantal toeristen begon al te minderen en de jeugd was zich aan het opmaken voor de laatste weken van de vakantie. Met alle macht werd geprobeerd nog een leuk zakcentje te verdienen en de ene toerist na de andere werd er overspannen van. Je loopt door de stad en bent voortdurend omgeven door twintig jongens, die je schoenen willen poetsen of hun handel aan je willen slijten. Zeker als de kleur nog wit is en de bewegingen onzeker, ben je opgejaagd wild. Na een weekje wordt het beter. Dan leer je je natuurlijk overwicht weer te ontplooien en heel erg verveeld te kijken, als ze je iets onder de neus duwen.
De eerste dag liepen we op ons dooie gemakje langs het strand naar Sousse en de
stad in. Op een gegeven moment komt een jongetje naast ons lopen en wil ons de
stad laten zien. Helemaal niet nodig, maar het jongetje zag er best aardig uit,
dus we lieten het ons aanleunen. We werden meegenomen naar allerlei plekken,
waar we zonder hulp ook wel gekomen waren. Na een tijdje komt er een onguur
figuur meelopen met een zwart geworden gebit, die de rondleiding begint over te
nemen. Nog even later loop je met een kudde van tien rondleiders door de stad.
Je wordt meegenomen naar zilverhandels, waar niets van je gading is. Het eindigt
in een stil straatje, waar het ongure type een bedrag van omgerekend 100 gulden
vraagt voor de ongevraagde rondleiding. Zelf steek ik een hoofd uit boven de
meeste van onze rondleiders. Een jongetje voelde even aan mij armen en al snel
kwam het tot het aanbod om dan maar naar politiebureau te gaan en de zaak te
laten bijleggen. Op de stoep van het politiebureau kostte de rondleiding opeens
nog maar twee tientjes. Die jongetjes kunnen zich nu eenmaal met de uiterst soms
onzinnige strenge Tunesische politie geen matpartij met een stel toeristen in
een stil straatje permitteren.
In het hotel hadden we half pension. Tijdens het avondeten drinken we graag een flesje wijn. De meeste andere toeristen nemen alleen een flesje mineraalwater. We hadden een ambitieuze kelner, die zijn ellebogen stevig gebruikte om de beste tafels te krijgen. In de gids stond, dat we in het hotel geen fooi hoefden te geven. Aan het einde van de maaltijd was de man werkelijk ziedend toen hij het afgepaste bedrag voor de fles wijn zag. Het heeft ons de hele rest van de vakantie gekost om hem weer een beetje uit de plooi te krijgen. Ach... we houden wel van wat opwinding. Iedere maaltijd een flinke fooi. De normale Tunesische tafelwijn is voor iemand, die Franse wijn gewend is, een beetje behelpen. We hebben ons niet door de chagrijnige kelner laten hinderen om de hele wijnkelder van het hotel te onderzoeken. Aan het einde van de vakantie had hij zowaar een bloemenkrans voor ons gevlochten ten afscheid.
Tegelijkertijd met ons in het vliegtuig zat een Amsterdams stel, Koen en Lenie. Hij was een echte brutale Amsterdammer, een vrijbuiter met een klein hartje, die vol bewondering was voor de wijze, waarop wij van onze vakantie een succes maakten. Zij was de degelijkheid zelve, die helemaal viel voor zo'n brok onverantwoordelijkheid. Vanaf de eerste dag had ik voortdurend natte ongelukken. Ik had drie broeken bij mij en in het warme Tunesische klimaat kan je daar redelijk mee uit te voeten. s' Morgens windsurfen. Tot om elf uur de passaat opsteekt is dat een vrij saaie 'dobberende' aangelegenheid. Daarna worden de golven snel hoger. Zo'n zeil heeft mits deskundig gehanteerd een enorme stabiliteit. In golven tot een meter kan je nog moeiteloos overeind blijven. s' Middags eventjes in een andere nog droge lange broek van de glijbaan het zwembad in. Koen zag het allemaal aan. Hij wilde wel, maar hij durfde niet helemaal. Wel was hij altijd bereid mij, hij met een sportbroekje en ik met kleren aan de zee in te slepen.
s' Avonds was er op de grote gezellige binnenplaats rond het zwembad de hele avond receptie. In het zwembad werd tussen jonge sportieve toeristen een waterpolo wedstrijd gehouden. Er zat een groot gezelschap met jonge Engelsen in het hotel. Deze hebben de naam een beetje uit de band te springen als ze elders zijn. En volgens onze waarnemingen klopt dat. Tegen het einde van een waterpolowedstrijd springt een Engelsman met al zijn kleren, schoenen, kakibroek en duur overhemd, pardoes in het zwembad en maakt zich van de bal meester. Daarna volgen snel anderen. Er was een jongen met een splinternieuwe spijkerbroek en een prachtig T-shirtje, die er ook inging. Ik zie hem nog op mijn netvlies, nat en droog. Toen de Engelsen, mannen en vrouwen een beetje op begonnen te raken, heb ik een van hen, die druipend bijna smeltend van het water op de kant zat, geprobeerd opnieuw het water in te duwen. Zoiets moet je natuurlijk niet doen. Ook de aanwezige Hollanders waren nu niet veilig meer. Later hoorde ik van Wim, dat Koen zijn horloge had afgedaan als voorbereiding om ook in het water gegooid te worden. Hij was in spijkerbroek en zwart tshirt. Ik wist het niet en Wim kijkt alleen maar, doet nooit wat. Ik sta er altijd alleen voor. Wel heb ik zelf nog een prachtige slanke Nederlander het water in mogen duwen.
In de tweede week gingen we op safari. Met een tiental landrovers van het ruige soort en met echte vrijbuiters aan het stuur trokken we het land in. Langs Karouan, de vierde heilige stad van de islam, een paleis van een maraboet, een enorm waterbassin, een enorme Romeins stadion, trokken we de woestijn in. Nou ja... woestijn. Het had een week eerder enorme geregend en het hele land was doorsneden van woeste rivieren, waar we ons met de landrovers moeizaam een weg doorheen moesten banen. Bij iedere oversteek was het een drukte van jewelste. Van heinde en ver waren de kinderen komen toestromen om onze spectaculaire doortocht te aanschouwen. Later op de dag kwamen we op de beroemde 'pistes', waarover Rommel in de tweede wereldoorlog een paar keertje op en neer is komen rijden. De kunst is om op deze stenige ondergrond een flinke snelheid aan te houden. Dan spring je als het ware over de gaten heen. Maar niet iedereen was zo gelukkig om zonder builen op het hoofd de bestemming te bereiken. En een lol dat de chauffeurs hadden. Wij ook wel een beetje, maar een uurtje was meer dan genoeg.
Daarna kwamen we bij onze eerste overnachting. Later zijn we er nog wel eens langs gekomen. Het was wat spartaans allemaal. Het is knap zoals zo'n hoofdgids het gemor van de touristen weet te voorkomen. Eerder hebben we wel eens een gids meegemaakt, die de matige schoonmaak van de kamers, wist goed te praten met de mededeling, dat de z.g.n. 'Hotel City Centraal Pluis' bij de kamer hoort en dat het verboden is om deze mee te nemen. Deze gids gaf een uitgebreid overzicht van de aanwezige hotelaccommodatie in Tunesië. Dit hotel was geen vier sterren, maar een 'viertel' sterren hotel met warm en koud stromend water. Zomers warm en in de winter koud. Ik heb inderdaad onder de desbetreffende waterval gestaan. Hij begon toch al flink fris te worden. s' Avonds hebben we samen met de leiding een groot aantal flessen wijn soldaat gemaakt op het dak van de 'keuken'. Ook heb ik de 'mop van de non' verteld in het Frans. Gelukkig had iedereen voldoende op.
De volgende dag stapvoets door de bergen op weg naar de nieuwe oases. Deze zijn ontstaan, doordat een Amerikaanse maatschappij i.p.v. van olie een enorm reservoir met water had aangeboord en in samenspraak met de Tunesische autoriteiten er het beste van had gemaakt. Alle landen rond de Sahara hebben het probleem van een grote zwervende bevolking, die het ene moment bij de buren en het andere moment bij jouw zit. De rijke binnenlanden met allerlei ertsen zijn moeilijk onder controle te houden, als de bevolking zo zwerft. Het water en de nieuwe oases biedt de gelegenheid deze zwervende bevolking een beetje vast te leggen. Maar dat gaf aldra een nieuw probleem. Zwervende volken zijn niet gewend zich regelmatig te wassen. Als ze lang op een plaats blijven krijg je ziektes. Om dit probleem de baas te worden, hebben ze met het natte goud van duizenden meters diep een duinpan onder water gezet, waarin de plaatselijke bevolking nu ieder dag een bad komt nemen. Zelf ben ik er ook in geweest. Het water komt met een temperatuur van 80 graden boven de grond en het was heerlijk warm. Iedereen was erin zoals het uitkwam. Vaak met alle kleren aan.
De volgende dag vroeg in de ochtend op kamelen de zonsopgang tegemoet gereden. Daarna met de landrovers door de woestijn en de zoutwoestijn met echte fata morgana's naar de 'rivieroases'. Onderweg langs het beroemde holendorp Matmahta. Tegen vijf uur waren we vlak bij de bestemming. Uit een grote irrigatiegoot stroomde het water in een grote plas en de plaatselijke jeugd had zich in en rond het water verzameld. Er stond een prachtige nog helemaal droge jongen in spijkerbroek en overhemd, die zich gewillig door mij mee het water in liet nemen. Voor we op de bestemming waren was ik al weer helemaal droog gewaaid door de gloeiende woestijnwind. s' Avonds met vereende krachten geprobeerd de macho's van chauffeurs het zwembad in te praten. Als macho heb je het niet gemakkelijk. Je mag dan geen hekel aan water hebben. Dus de hele avond de ene smoes na de andere aangehoord, maar ze gingen er niet in.
De laatste dag een tocht naar een diep gelegen oase, die ontstaan door een
rivier, die zomaar ontspringt vanuit een kom met torenhoog oprijzend zand. Met
koetsjes naar de krokodillen farm en de beroemde dierentuin met slangen en de
kameel, die een flesje sinas leeg kan drinken, zoals getoond wordt op ontelbare
ansichtkaarten. Ook zijn er hier eeuwenoude Romeinse baden, die door de
plaatselijke bevolking nog druk gebruikt worden. Een aantal jongens sprong in
spijkerbroek vanaf de rand meters naar het diep beneden gelegen water. Wim heeft
er nog een paar foto's van gemaakt, maar de echte liefde ontbrak een beetje
daarbij.